1 + 1 = 3
Door samen te werken is 1 + 1 = 3
Je dochter had zich zo verheugd op de middelbare school. Eindelijk andere kinderen waar zij vrienden mee kon worden. Op de basisschool had hij niet zo’n goede aansluiting met de andere kinderen. Zij begreep de kinderen ook niet altijd. Dacht zij dat zij een beste vriendin had, kon die van de een op de andere dag zomaar de vriendschap opzij gooien en een andere beste vriendin hebben. En voordat ze het wist was opeens de hele klas tegen haar. Nee, nu ging ze het anders doen. Ze wilde bij een groep horen. Zij zou niet meer buiten de groep vallen. Zij ging zich aanpassen en zou haar best doen om er bij te horen. Qua kleding, qua hobby’s, qua mening. Ze zou er alles aan doen om een leuke tijd te hebben op de middelbare school met een leuke groep vrienden en vriendinnen.
Het eerste jaar ging het nog best goed. Je merkte wel dat je dochter op haar tenen liep om erbij te horen. Maar je begreep het ook. Je wilde ook niet dat ze weer een vervelende schooltijd zou hebben. Je dochter paste zich aan waar het maar kon en werd volledig opgenomen bij de populaire kinderen. Ze was er blij om. Eindelijk die vriendschappen die ze zo graag wilde. Je merkte ook dat het haar moeite kostte. Ze was vaak moe als ze van school kwam. Ze vond dat haar nieuwe vrienden niet altijd aardig waren en dat stoorde haar. Ze begreep niet waarom haar nieuwe vrienden brutaal waren tegen docenten of lelijk deden tegen klasgenoten. Maar ze paste zich toch aan. Want ze wilde niet weer buiten de groep vallen. Dus had ze de hele dag een masker op.
Langzamerhand werd je dochter steeds vermoeider. Haar hoofd raakte voller en voller. Ze werd verdrietig en wist niet waar het door kwam. De huisarts kon geen medische reden vinden dus werd ze doorgestuurd naar een psycholoog. Je dochter stopte al na twee weken cognitieve gedragstherapie. Ze zei dat die niet hielp en dat haar hoofd er alleen maar voller van werd. Je vertelde de psycholoog van de gevoelige eigenschappen van je dochter, maar volgens de psycholoog stond hooggevoeligheid niet in de DMT en kon dat er niets mee te maken hebben. Je luisterde en nam aan. De psycholoog had er immers voor gestudeerd.
Er gingen maanden voorbij. Maanden werden een jaar. Je dochter bleef last houden en kon niet meer elke dag naar school. Ze liep nog steeds bij de psycholoog. Die wist het ook niet meer. Maar ze hadden wel iemand in dienst die wel wat wist over mindfullness en meditatie. Dat gingen ze nu proberen. Daarnaast onder begeleiding sporten op de sportschool. Je stemt erin mee. Wat moet je anders? Zij zijn de deskundigen. Zelf ben je niet op de hoogte van wat er allemaal mogelijk is. De huisarts heeft je verwezen naar de hulpverlener die hij nodig achtte. Hij zei er nog bij dat hij me niet op kosten wilde jagen en dat de psycholoog werd vergoed vanuit de basisverzekering.
Het gaat soms goed met mijn dochter, maar heel vaak ook niet. Dan is ze moe en weet het ook niet meer. Ik weet niet wat de toekomst nog gaat brengen.
Wat hierboven gebeurt is zeker geen uitzondering. In Nederland zijn zoveel hulpverleners en je mag ervan uit gaan dat iedereen goed is in zijn vak. Dat is fijn, want dan kunnen er veel kinderen en jongeren geholpen worden. Maar soms zitten kinderen niet op de goede plek bij de hulpverlener die hen is toegewezen. Dan moet je als hulpverlener ook professioneel zijn om toe te geven dat jij hem niet kunt helpen en dat je hem verwijst naar iemand anders die beter kan helpen. Misschien bereik je veel meer door samen te werken, zodat ieder zijn eigen deskundigheid kan aanwenden om het kind of de jongere te helpen. Dan is 1+1 ook echt 3.